top of page

Het gentse spookhuis: de werkelijkheid is straffer dan de legende!

Foto van schrijver: Wim ProvoostWim Provoost

Bijgewerkt op: 1 nov 2020

Hoeveel moeders hebben in de 19de eeuw hun kroost niet koest gehouden met het dreigen hen naar het Gentse “Spookhuis” aan de Nederschelde te brengen? Wanneer men het in 1884 afbreekt bij het overwelven van de Schelde – en het aanleggen van het François Laurentplein – was het al een kwart eeuw onbewoond en totaal vervallen. Het had in jaren geen verflaag meer gekregen, de luiken hingen scheef in de hengsels, de vensters waren stukgegooid en wanneer bijgelovige vrouwen er 's avonds voorbij wandelden, maakten zij een kruisteken, veel anderen durfden er niet eens langs wanneer het nacht werd en iedereen noemde het sedert jaren “Het Spookhuis”.

De Nederschelde in 1854, met links het Gouvernement en midden/rechts "het Gentse Spookhuis".

De legende vervaagde bij de volgende generatie, want op de plaats van het voormalige Spookhuis werd, gedeeltelijk, het Gouvernement gebouwd. Geleidelijk stierf ook het laatste spoor van de sagen van het Spookhuis bij de Watermolenbrug uit. Maar misschien overtreft in dit verhaal de werkelijkheid de legende?


Kort na de inval van de Franse Republikeinen in Gent, komen talrijke Franse ambtenaren zich hier vestigen. Eén van hen is Pierre-Louis Vidal die een tijdlang in de Convention Nationale in Parijs zetelde. Voor een handvol assignaten koopt hij een huis aan in de Nederscheldestraat, een hôtel de maître in Lodewijk XV-stijl. In 1797 vestigt hij zich er definitief met zijn vrouw Marie-Henriette Badet. In dat huis zien hun twee dochters het licht: Louise op 22 januari 1799 en Virginie op 18 maart 1802. Louise huwt met een officier en Virginie treedt in het huwelijk met een Franse advocaat, Félix Méaulle, van wie zijn vader tijdens de Franse bezetting Procureur-Impérial van Gent is geweest.


Na de dood van Pierre-Louis en Marie-Henriette verhuist Virginie uit Versailles naar Gent. Ze brengt haar dochtertje Angélique mee. Het kind lijdt aan een kwijnende ziekte. Ze sterft thuis op 15 september 1850, op 21-jarige leeftijd. Wie de afschuwelijke beslissing neemt, is niet meer te achterhalen. Was het een hart verscheurde vader of een moeder in een vlaag van zinsverbijstering? Zij ontbieden specialisten uit Parijs om het lichaam van de overledene te balsemen. Het meisje wordt niet begraven: het groot salon op de eerste verdieping wordt in een rouwkapel veranderd, de muren en het gewelf volledig het zwart fluweel behangen en in het midden van de kamer wordt de doodkist van de gebalsemde Angélique geplaatst. Het is een kist met een glazen deksel zodat de moeder het aangezicht van haar gestorven kind kan blijven bekijken.


Overlijdensakte van Virginie Méaulle.

Aan de overheid wordt een toelating gevraagd om het lijk over te brengen naar Versailles om daar te worden bijgezet. Na de balseming dankt mevrouw Méaulle al het personeel af en blijft alleen achter in het grote herenhuis. Meer dan tien jaar leeft zij er afgezonderd zonder het huis te nog te verlaten. Het enige contact met de buitenwereld heeft ze via een oude bedelaar die voordien vaak een aalmoes ontving. Dagelijks gaat de deur een paar centimeter open om wat voedsel en de nodige spullen te ontvangen. Voorbijgangers zien hoe het bleke silhouet van een dame met witte haren in een lang wit kleed schuchter in de deurspleet naar buiten gluurt. Af en toe stopt er een brievenbesteller met een brief, waarschijnlijk met nieuws en geld van haar echtgenoot in Parijs. Hetzelfde silhouet verschijnt ook bijna dagelijks in de tuin: mevrouw Méaulle plukt er bloemen die ze op de kist van haar kind legt.


Rond de jaren 1860 begint de Gentse politie het stilaan verdacht en begint discreet een onderzoek in Versailles. Er volgt een huiszoeking. Ze ontdekken de rouwkapel met de kist met het glazen deksel. Ze nemen het dode lichaam van Angélique mee en een tiental jaar na haar dood wordt ze eindelijk begraven.

Gedurende jaren hebben voorbijgangers de kamer ‘s avonds en ‘s nachts verlicht gezien. Het was het dansende licht van de kaarsen die Virginie Méaulle rond de lijkkist had aangestoken. Urenlang wandelde de arme moeder in de zwarte kamer, met een boek in de hand, en het was haar gedaante die op een spook geleek, die de legende van het Spookhuis deed ontstaan.


Na de dood van haar echtgenoot en het wegnemen van de kist, blijft de arme vrouw nog enkele maanden eenzaam en half krankzinnig in het huis aan het water wonen. In 1861 verlaat ze plotsklaps de woning waar ze zoveel verdriet heeft gekend. Ze verhuist naar een hotel aan de Kouter waar ze nog een aantal jaar verblijft en er verzorgd wordt. Ze overlijdt er op 14 januari 1874.


Het huis, inmiddels erg vervallen, wordt nooit meer verhuurd of bewoond. Ratten en muizen verslinden er de meubels, het zwart fluweel, de zetels, de wandtapijten. Niemand durft het Gentse Spookhuis te betreden. Bijna een kwart eeuw staat het leeg tot men het eindelijk in 1884, bij het dempen van de Schelde, wordt gesloopt. Het Spookhuis behoorde definitief tot het verleden, maar de legende bleef, een van de talloze Gentse legendes…

Bron: Pierre Kluyskes, Het Spookhuis, in: “Ghendtsche Tydinghen” (1984) pp. 246-251 ; Gent, Overlijdens 1850, "Overlijdensakte 2228: Angelica Virginia Ludovica Méaulle".




Comments


© 2016-2023 by Wim Provoost

  • Trip Advisor Social Icon
  • Facebook Social Icon
  • Instagram Social Icon
bottom of page