In de Hoogpoort vind je twee middeleeuwse Stenen. Hun huidige gevel gaat terug tot omstreeks 1475. De kernen van deze huizen dateren van dieper in de middeleeuwen. Beide gebouwen waren toen eigendom van de familie Vander Sickelen, die ook de Grote en de Kleine Sikkel in deze straat tot hun bezit konden rekenen.
Het huis links wordt ‘De Zwarte Moor’ genoemd, dat rechts ‘De Witte Moor’. Anders dan je zou vermoeden dus. Het heeft te maken met de plint in de donkergrijze Doornikse steen, recuperatiemateriaal van het oude Steen. De buren hebben een plint gemaakt van witte natuursteen.
Voor de restauratie van 1902 had ‘De Zwarte Moor’ geen gevelsteen. Omdat het pand deel uitmaakte van het nieuwe muziekconservatorium nam men de mythe van de Griekse dichter en zanger Arion als onderwerp.
Volgens een mythe keerde hij na een succesvolle ‘tournee’ terug met een schip richting Korinthe. De bemanning beroofde hem van zijn winsten en wilde hem overboord gooien. Arion smeekte nog een laatste keer zijn lier te mogen nemen om zijn allerlaatste lied te zingen. Hij zong een prachtige aria en sprong overboord. Geroerd door dit mooie schouwspel greep Apollo in. Zodra Arion ver genoeg van het schip verwijderd was, kwam er een dolfijn die hem van de verdrinkingsdood redde. Arion werd veilig aan wal gezet op de Peloponnesos. Vandaar ging hij over land naar Korinthe. Aangekomen in het paleis van Periander vertelde Arion zijn hele verhaal. De tiran trok zijn verhaal echter in twijfel. Toen het schip een paar dagen later aanmeerde en de bemanning in het paleis aankom, verklaarden deze zeelui dat ze Arion in Italië hadden achtergelaten. Plotseling kwam de zanger tevoorschijn en stond de bemanning als leugenaars te kijk.
'De Witte Moor’ is ook bekend als ‘De Grote Moor’ of ‘Het Moriaenshoofd’. Op de gevelsteen prijkt de Oudtestamentische figuur Samson. Hij was één van de leiders van het volk Israël. Hij was vanaf zijn geboorte aan God gewijd en mocht daarom zijn hoofdhaar niet afscheren. Daaraan ontleende hij zijn grote kracht. Verschillende verhalen vertellen hoe hij zijn kracht inzet in de stammenstrijd met de Filistijnen. Op een dag ontmoet hij de Filistijnse Delila die hem zijn geheim weet te ontfutselen. In zijn slaap laat zij een aantal haarlokken van zijn hoofd scheren, waarna hij overmeesterd wordt en naar Gaza gebracht wordt. Daar slaagt hij er in om tijdens een offerfeest in de tempel van de god Dagan nog één keer zijn kracht terug te krijgen. Vastgeketend aan twee centrale zuilen trekt hij die omver zodat de hele tempel instort. Hij sterft samen met duizenden Filistijnen.
Bronnen: Guido Everaert, Opgeknapt: 10 monumenten in de Gentse Kuip en de Expo van 1913 ; Herodotos, Historiën I, 23-24 ; De Bijbel: Rechters 13-16.