Wanneer je in de schitterende Sint-Baafskathedraal binnenwandelt, word je begroet door niemand minder dan Adam en Eva. Maar waarom dragen deze kopieën naar Van Eycks Het Lam Gods kleren?
Er gaan tal van verhalen rond. Als je veel tijd hebt, moet je je eens neervlijen op één van de designstoelen van Maarten Van Severen en luistervinken naar de gidsen. Sommigen vertellen dat er twee versies zijn van deze panelen: één voor de zomer en één voor de winter… Anderen melden dat deze kopieën gemaakt werden na het bezoek van de Oostenrijkse keizer-koster Jozef II in 1781. Hij kreeg ‘un accès de pudeur’ – ‘een aanval van schroomvalligheid’ – wanneer hij de naakte Adam en Eva zag. Om de vele Van Eyck-bezoekers niet langer in bekoring te brengen zou men besloten hebben een kopie te maken, compleet mét dierenhuiden… Tot zover deze vrome anekdote…
Maar… 'si non è vero, è ben trovato', zeggen de Italianen: als het niet waar is, dan is het goed gevonden…
In de negentiende eeuw hecht het kathedraalbestuur niet veel belang aan Van Eyck. In de Westerse kunstgeschiedenis van toen had men enkel oog voor Rubens en wat na hem komt. Die Vlaamse schilders van daarvóór waren toch maar ‘Primitieven’… Daarom kraait er geen haan naar wanneer de zes buitenpanelen in 1817 verkocht worden aan een verzamelaar die ze doorverkoopt aan de koning van Pruisen. In Gent hangt ment de 16de-eeuwse kopieën van Michiel Coxie naast de originele middelpanelen.
In 1861 worden ook de panelen met Adam en Eva verkocht: ze verhuizen naar de Koninklijke Musea in Brussel. Een paar jaar later zorgt Victor Lagye voor kopieën, mét bontmanteltje. Tot 1920 maakt het duo deel uit van het echte Lam Gods.
Na de eerste Wereldoorlog komen de originele panelen uit Berlijn terug naar Gent, een bepaling uit het Verdrag van Versailles, en staan de Brusselse musea Adam en Eva in bruikleen af. Het Lam Gods is weer compleet. Tot de nacht van 10 op 11 april 1934 dan toch… Maar dat is een ander verhaal!