De negentiende eeuwse stadsuitbreiding van Gent bracht heel wat nieuwe inwoners richting Sint-Amandsberg. De toenmalige proost Jozef Van Damme ijverde voor een nieuwe parochie rond de heuvel met de Sint-Amanduskapel. Er kwam in 1847 een nieuwe kerk met een eigen kerkhof. Van Damme had meteen grootse plannen met de noordelijke helling van deze Saint-Amandusheuvel: deze romantische omgeving zou de laatste rustplaats worden van de Gentse elite.
Om zijn kerkhof meer luister te geven ging hij op zoek naar ‘bekende doden’ van zijn tijd. Een belangrijk deel van de intellectuele elite bestond in die dagen uit de eerste voorvechters van de Vlaamse taal en cultuur. Enkele van deze kopstukken werden hier begraven of vonden op het Campo Santo een nieuwe rustplaats nadat ze elders uit het graf werden gehaald.
De herbegrafenis van Jan Frans Willems – zowat de vader van de Vlaamse Beweging – op 26 juni 1848 bracht 15.000 man op de been. Hendrik Conscience nam toen het woord en gaf deze nieuwe begraafplaats haar naam:
“En wy, wy zullen onze zonen in bedevaert naer hier begeleiden, naer het Campo Santo waer onze Vlaemsche helden rusten.”
Eén van de vele bijzondere graven is dat van rechter Georges Martens-Sotteau. Bij zijn dood in 1938 was hij er niet gerust in dat hij echt dood zou zijn wanneer hij in zijn graf gelegd werd. In zijn testament had hij bepaald dat de binnenkant van zijn graf in contact moest staan met de buitenwereld zodat hij – moest het nodig zijn – een teken van leven kon geven: vandaar de galmgaten in de toren, de bronzen deuren met traliewerk en een openstaande grafkuil. Om zeker te zijn dat er voldoende passage zou zijn aan zijn tombe nam hij voor twee jaar een abonnement op de krant, die de postbode elke morgen moest bestellen. Geen enkele bladzijde werd gelezen…
Tot vandaag vinden rond deze grafheuvel talrijke markante Gentse persoonlijkheden hun laatste rustplaats: denken we maar aan Jan Hoet, Marc Sleen en Luc de Vos …