In de gevelnis van het Groot Vleeshuis staat het Mariabeeld, kind op de arm en een inktpot in de hand. Een zeldzame beeltenis in Vlaanderen.
Al van in de dertiende eeuw werd een soortgelijk beeld vereerd in Aardenburg. Jaarlijks trokken er veel Gentenaars met Pinksteren op bedevaart naartoe. De vleeshouwers kwamen op het idee om een dergelijk beeld te laten maken voor de voorgevel van hun Vleeshuis. En al van bij de oprichting rond 1416 is er sprake van dit beeld.
Het beeld is echter niet het oorspronkelijke. Dat werd in 1579 vernield tijdens de Calvinistische Republiek in Gent. Begin 17de eeuw kwam er een nieuw beeld, dat ook verwijderd werd. Dit maal door de Fransen in 1797. in 1814 - tijdens Napoleons gevangenschap op Elba - werd het plechtig in de nis herplaatst.
Tot zover vertelt de geschiedenis...
... en beginnen de legenden...
Maar liefst drie legenden worden er over dit Mariabeeld verteld.
Een eerste legende vertelt hoe een jonge vleeshouwer die lid was van een rederijkerskamer een prachtig gedicht geschreven had voor een wedstrijd. Toen hij ermee naar die vereniging wou gaan, was het zoek. Alles werd overhoop gehaald, maar het gedicht bleef spoorloos... Ten einde raad zocht hij hemelse hulp. Hij bad de hele nacht en viel in slaap. Toen hij wakker werd vond hij zijn gedicht. Het was herschreven met gouden letters. Uit dankbaarheid liet de beenhouwer een Mariabeeld maken met inktpot en pen. Of hij de wedstrijd gewonnen heeft...? Ja, dat vertelt de legende niet...
Een tweede verhaal gaat ook over een dichtwedstrijd. Een zekere Huibrecht wou ook de prijs van de rederijkers winnen. Maar helaas, dichten was z'n ding niet. Zijn zuster Elisabeth riep de hulp van Maria in. Hij kreeg de nodige inspiratie en begon te rijmen en te dichten. Het gedicht dat door hemelse inspiratie werd neergeschreven, won en Maria kreeg uit dankbaarheid een beeld.
Voor de derde legende keren we terug naar de tijd van Lodewijk II van Nevers, dat is de eerste helft van de 14de eeuw. In Gent wordt er een vooraanstaande burger vermoord. Op het moment dat het lijk wordt ontdekt, komt er een gezel van de vleeshouwers voorbij. Omdat hij een bebloed mes bij zich draagt, wordt hij opgepakt. Hij probeert zich te verdedigen en zegt dat hij een varken gekeeld heeft, maar er wordt naar hem niet geluisterd. De vierschaar veroordeelt hem ter dood. De avond voor zijn terechtstelling mag hij biechten. De monnik die hem komt troosten raadt hem aan zijn toevlucht tot Maria te zoeken. De gezel bidt zolang tot hij ervan in slaap valt. In zijn droom verschijnt hem de heilige Maagd met het Jezuskind op de arm en een inktpot in de hand. Het Kind neemt een ganzenveer, doopt het in de inkt, schrijft enkele woorden op een stukje perkament en geeft hem de opdracht dit aan de baljuw te tonen.
Groot is zijn verwondering wanneer hij 's ochtends een rolletje perkament in zijn cel vindt. De grote gouden letters ontroeren hem. Lezen kan hij niet, maar de baljuw wel en die geeft het bevel de gezel onmiddellijk vrij te laten.
Deze legende wordt ook in Aardenburg verteld en daar gesitueerd. Hebben de Gentenaars niet alleen hun beeld, maar ook hun legende naar Gent getransfereerd?