George IV: verzamelaar van Hollandse genrestukken
Er is al eeuwen een sterke band tussen het Britse koningshuis en Nederland. Bij het ontstaan van de Republiek der Verenigde Nederlanden steunde koningin Elizabeth I (1533-1603) de opstand tegen Spanje. De Glorious Revolution bracht een Nederlander op de Britse troon en Groot-Brittannië was het ballingsoord van prins Willem-Frederik die als Willem I (1722-1843) de eerste koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden zal worden.
Niet alleen op politiek vlak, maar ook cultureel, is er al eeuwenlang sprake van Britse interesse in de Nederlandse kunst. In de zestiende en zeventiende eeuw maken kunstenaars uit de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden de oversteek van het Kanaal bij gebrek aan voldoende talent op Britse bodem. Ook nadien blijven Britten schilderijen uit de Nederlanden importeren.
Eén van deze verzamelaars is de Britse koning George IV (1762-1830). Hij kocht al als prins van Wales stukken uit collecties van Franse aristocraten die op de markt kwamen nadat die het land waren ontvlucht voor de Franse Revolutie. Pas als prins-regent kreeg hij meer oog voor de grote barokmeesters uit de Nederlanden en betaalde recordbedragen voor stukken als de Sint-Joriskermis van David Teniers. Tegen zijn dood had hij de grootste verzameling schilderijen uit de Hollandse Gouden Eeuw van zijn tijd.
George IV bracht veel van deze schilderijen samen in Carlton House. In de ontvangstzalen kwamen de formele werken zoals de portretten van Rubens en Van Dyck, in de privévertrekken achteraan het paleis hingen de meer intieme genrestukken. Hij was verzot op deze doeken waarin het leven zelf te zien is: vechtende boeren, flirtende vrouwen en mannen, maar ook liefdevolle moeders of een gewone winkelier. Al deze schilderijen werden opgenomen in de Royal Collection Trust die bestaat uit zevenduizend stukken die verspreid zijn over de koninklijke paleizen, zoals Buckingham Palace.
Repatriëring van Hollandse meesters
Tweeëntwintig schilderijen keerden in de herfst van 2016 naar Nederland terug voor de tentoonstelling ‘Hollanders in huis: Vermeer en tijdgenoten uit de Britse Royal Collection’. Deze expositie loopt in het Mauritshuis in Den Haag tot 5 februari 2017.
De verzameling van het Mauritshuis zelf werd gelegd met de collectie van stadhouder prins Willem V (1748–1806). Hij richtte aan het Buitenhof in Den Haag een galerij in voor zijn schilderijenverzameling, die nu nog steeds te bezoeken is: de Galerij Prins Willem V. Zijn zoon, koning Willem I, schonk de verzamelingen van zijn vader in 1816 aan de Nederlandse Staat en legde daarmee de basis van verschillende musea in Nederland, waaronder het Rijksmuseum in Amsterdam en het Mauritshuis.
Voor deze expositie in het Mauritshuis kwamen tweeëntwintig werken uit de privéverzameling van koningin Elizabeth II terug naar Nederland. Het zijn topstukken van Gerard ter Borch (1617-1681), Gerrit Dou (1613-1675), Pieter de Hooch (1629-1684), Gabriël Metsu (1629-1667), Jan Steen (1626-1679) en uiteraard Johannes Vermeer (1632-1675).
Grappige genrestukken
Het is een intieme tentoonstelling. In de kleine ruimte hangen alledaagse scènes uit herbergen, interieurs van deftige burgerwoningen en de intimiteit van de slaapkamer. Een bezoeker zou de indruk kunnen hebben dat het stuk voor stuk afbeeldingen zijn uit het dagelijkse leven van de Gouden Eeuw. Niets in minder waar: elk van deze schilderijen is voorzien van een grap of een moraal. Voor tijdgenoten was de pointe ongetwijfeld onmiddellijk duidelijk. Drie eeuwen later moeten wij beter ons best doen om alle symboliek te begrijpen.
Om de bezoeker te helpen voorziet de tentoonstelling van een snelcursus om de morele boodschap te vinden. Via het kijken naar de setting (een burgerwoning, herberg of een boerderijtje?) moeten we kijken naar de kleding van der personages (zijn ze rijkelijk of arm, degelijk of een beetje bloot gekleed?). Daarna moeten we ons oog laten glijden over de voorgestelde voorwerpen die de bezigheid van de personages duidelijk moet maken. Ook de interactie op het schilderij is belangrijk om zo de juiste symboliek en de verborgen boodschap van het schilderij te bepalen. Goed kijken wordt een opdracht.
Dame aan het virginaal met een heer van Vermeer
Het topstuk van deze schilderijen is Dame aan het virginaal met een heer van Vermeer, vroeger ook wel De Muziekles genoemd. Het werd ca. 1660 geschilderd en stelt op een zeer realistische manier een vrouw voor die staat aan een virginaal. We zien haar van op de rug. Naast haar staat haar leraar, zingend en leunend op het instrument. Op de voorgrond kijken we tegen een tafel aan die prominent aanwezig is én toch de aandacht van de man en de vrouw niet afleidt. In de spiegel boven het virginaal zien we het gezicht van de vrouw én de poten van de schildersezel van Vermeer. Het is een duidelijk voorbeeld van het realisme van de barok en een trompe-l’oeil.
De film bij het begin van de tentoonstelling toont hoe Vermeer het heeft klaargespeeld om deze verstilde uitgebalanceerde compositie in het juiste perspectief te krijgen. In de mouw van de vrouw is een klein gaatje gevonden. Vermeer had daar een spijker in aangebracht en via touwtjes bracht hij de voorstelling in het juiste perspectief. Een verrassende vondst.
Vanuit de snelcursus die de bezoeker bij het begin van de tentoonstelling krijgt, kunnen we de onderliggende boodschap van Vermeer proberen te achterhalen. We bevinden ons in een burgerwoning. De personages zijn rijkelijk gekleed. In de kamer staan een tafel die bedekt is met een weelderig tapijt dat het licht prachtig weerkaatst, een virginaal en een contrabas. De man zingt terwijl hij naar de vrouw kijkt. De vrouw kijkt naar de toetsen van het virginaal, maar de spiegel verraadt het échte thema van het schilderij: stiekem kijkt ze naar de man. Dat dit genrestuk een liefdestafereel voorstelt, wordt bevestigd door de Latijnse spreuk op de klankkast van het instrument: “MVSICA LETITIAE CO[ME]S MEDICINA DOLOR[VM]”, ofwel ‘muziek is een metgezel van vreugde, een medicijn tegen verdriet’.
Eenentwintig andere topstukken
Vermeer wordt in deze tentoonstelling opnieuw tussen zijn collega’s van de Gouden Eeuw geplaatst: tweeëntwintig genrestukken gaan letterlijk in dialoog met elkaar. In deze expositie wordt dan ook duidelijk dat wat deze genrekunst uit de Barok precies inhoud. Via zeer uiteenlopende thema’s brengt de kunstenaar een boodschap. In Vrouw in een slaapkamer uit 1663 verbergt Jan Steen verschillende erotische details: de kous die de vrouw uittrekt verwijst naar het vrouwelijk geslachtsdeel, de luit met een kapotte snaar op de drempel en een schedel met lauwerkrans tonen ons de tijdelijkheid van het aardse genot. Vechtende boeren bij een herberg uit 1673 van dezelfde kunstenaar waarschuwt dan weer voor dom en zondig gedrag: een man en een vrouw vechten om een kip, bij een bordeel is er een optocht van joelende vrouwen en een dikke monnik dringt lachend uit een kruik terwijl de Griekse filosoof Diogenes op klaarlichte dag met een brandende lantaarn tevergeefs deugdzame mensen zoekt.
Nicolaes Maes biedt ons een intieme inkijk in een Hollandse kelder in De luisterende huisvrouw uit 1655. Een vrouw, die van een wenteltrap komt, betrapt de dienstmeid met haar vrijer. In een hoek ligt een kat te slapen. Zowel de dienstmeid als de kat verzaken aan hun taak: werken of muizen vangen. Via het lachje van de bazin – die dit voorval niet erg lijkt te vinden en ons recht aankijkt – worden ook wij medeplichtig aan dit pikante voorval in haar huishouden.
Globale indruk
Deze tentoonstelling is een must voor wie Hollandse genrestukken wil zien die bewaard worden in een privéverzameling. Doordat er maar tweeëntwintig schilderijen hangen word je als bezoeker verplicht stil te staan bij elk van de werken en je telkens af te vragen: wat wordt hier afgebeeld? De checklist bij de ingang helpt de bezoeker bij het kijken. Ook de inleidende film geeft een goede introductie over deze collectie en het thema ‘genrestuk’. Heel interessant vond ik de app die het Mauritshuis aanbiedt: de bezoeker kan bijna alle kunstwerken binnenhalen op zijn smartphone: niet alleen de stukken uit de vaste collectie, ook de schilderijen van deze tentoonstelling.
Toch bleef ik soms op mijn honger zitten. Er wordt meermaals verwezen naar de dubbele bodem van deze genrestukken en toch slaagde ik er geen tweeëntwintig keer in om deze boodschap te ontcijferen: jammer dat zelfs de app of de uitleg bij de werken me niet verder kon helpen.
Ik bezocht de tentoonstelling na een uitgebreid bezoek aan het Mauritshuis. Na twee uur was m’n saturatiepunt aan Gouden Eeuw bijna bereikt. Dit verklaart misschien mee waarom ik sneller door deze tentoonstelling heen was. Of is het dan toch dit dat Vermeer tot Vermeer maakt: een eerste klassespeler tussen spelers uit tweede klasse?